transformatie van Ludgerkerk naar Ludgerhof

Kracht door wisselwerking. Hans van Beek. Architect

van Ludgerkerk naar Ludgerhof (2006): binnenwanden van de kerk werden buitengevels van de woningen. Ook de kerkvloer bleef behouden (foto Peter de Ruig)

Tekst: Marcel Teunissen.

Op de langste zaterdag van 2017 werd in de afgeladen tuin van atelier PRO het boek Kracht door wisselwerking. Hans van Beek. Architect gepresenteerd. Hoogtepunt van de happening was de uitreiking van de eerste exemplaren, respectievelijk aan de gelijknamige zoon van de bekende Haagse architect Sjoerd Schamhart en aan de Amersfoortse landschapsarchitect Willem Oxener. Daarmee werd een brug geslagen naar de ondertitel van het boek: Van Couperusduin tot Meander.

Het baanbrekende Haagse woningbouwproject Couperusduin uit 1975 dat met Sjoerd Schamhart werd ontworpen betekende voor Hans van Beek wat de Papaverhof was voor Jan Wils: een vliegende start met een mijlpaal in de Haagse woningbouwgeschiedenis. Voor het Meander Medisch Centrum in Amersfoort uit 2013 kende Hans van Beek een inspirerende samenwerking met velen en in het bijzonder met Willem Oxener. Dit vernieuwende gebouw in de zorgarchitectuur vormde de apotheose van een bewogen carrière en een rijk, gevarieerd oeuvre.

Spanningsboog

Beide sleutelprojecten verdienen een monografie en wellicht komen die er ook. Ondanks het feit dat de auteurs Hans van Beek en Marcel Teunissen zich naar eigen zeggen ‘nog hebben ingehouden’, schoten zij toch uit naar 492 pagina’s binnenwerk. Couperusduin en Meander vormen wat het werk betreft als het ware de boekensteunen waartussen chronologisch en via thema’s de belangrijkste projecten worden beschreven, gelardeerd met veel illustraties.

De argeloze lezer die vreest dat zij of hij zich van het ene naar het andere project door al die pagina’s moet worstelen, komt in positieve zin bedrogen uit. Kracht door wisselwerking leest als een spannend boek. Dat komt in de eerste plaats door de receptuur. Binnen de doorgaande lijn van het betoog is er een constante wisselwerking tussen de auteurs, die door de typografie wordt ondersteund. De architectuurhistoricus beschrijft de projecten en hun context uiteraard in de derde persoon. De architect vertelt via intermezzo’s de achterliggende verhalen in de ik-vorm.

medisch centrum meander door atelier pro

geen massa maar ruimte: de extroverte Laan vormt de ruimtelijke ruggengraat van Meander Medisch Centrum (2013), die bouwdelen verbindt en scheidt, en waaraan de openbare gebieden zijn gesitueerd (foto Dirk Verwoerd)

Het zal je maar gebeuren

Een van de stellingen van de filosoof Michel Foucault was dat de geschiedenis in belangrijke mate is bepaald door triviale gebeurtenissen. Kracht door Wisselwerking staaft dat op het niveau van de architectuur. Los van het feit dat Hans van Beek altijd en overal de medewerkers noemt – samenwerking is een van de credo’s van Atelier PRO – slaat hij zichzelf niet op de borst als prima donna-architect, maar vertelt ‘wat hem overkwam’, in eerste instantie als jongen uit de Bollenstreek maar ook later, want een groot architectenbureau op koers houden is geen sinecure.

De verhalen achter de schermen geven niet alleen extra dimensie, ze laten zien hoe tal van factoren invloed kan hebben op de totstandkoming en vorm van gebouwen. Die verhaallijn wordt geaccentueerd door dramatische momenten en onvoorziene ontwikkelingen, zoals het faillissement van de opdrachtgever toen de fundering voor de ruim 200 woningen in Almere al werd gebouwd. Het zijn juist de verhalen die in de regel de architectuurtijdschriften en –boeken niet halen die hier het bindmiddel vormen.

Relatieve rust wordt onderbroken met veel spanningen, maar meestal is er een goede afloop. Wie Hans van Beek kent, weet dat de dramatiek niet wordt opgeklopt, maar onvervalst van toepassing was op een reeks belangrijke projecten. Atelier PRO had nog nooit een school ontworpen, maar bouwde met de Haagse Hogeschool wel een van de grootste onderwijscomplexen van Nederland. Meedoen met de prijsvraag was vooral van de zotte omdat het bureau daar helemaal niet op geëquipeerd was, niet qua tijd, expertise en huisvesting. Het kwam meer dan goed.

haagse Hogeschool ontwerp atelier pro

de Haagse Hogeschool (1995), in de nieuwe omgeving met Waterzebra en Watermuur, gezien in de richting van het hoofdgebouw De Ovaal, door luchtbruggen verbonden met de Slinger (foto Peter de Ruig)

Met Meander, noch een maatje groter en complexer, was iets soortgelijks aan de hand. Daarmee bewees Atelier PRO dus niet voor de eerste keer dat een ogenschijnlijke beperking (nog nooit een ziekenhuis gebouwd) geen enkele belemmering vormde voor het maken van een uitgekiend structuurplan. Overigens was Hans van Beek al aan het afbouwen en kwam het telefoontje uit Amersfoort eigenlijk als een donderslag bij heldere hemel.

De vraag is of de dramatiek bewust wordt opgezocht of dat toevalligheden en noodlot aankloppen. De waarheid ligt een beetje in het midden, want confrontaties niet uit de weggaan en ongevraagd advies geven zitten Hans van Beek ook wel een beetje in het bloed. De wisselwerking tussen projectbeschrijvingen en inside information bepaalt negen van de twaalf hoofdstukken. Wie meer wil weten over de andere drie, zal het boek moeten aanschaffen. Dat laatste is een must om bovenstaande redenen, zelfs als je niet de grootste fan bent van het werk van PRO. Het geheel wordt gecomplementeerd door de werkenlijst in zwart wit. Zo start ook het boek. Op het moment dat Sjoerd Schamhart plotseling de handdoek in de ring gooit en Hans van Beek op eigen kracht verder gaat en moet (het zal je maar gebeuren), krijgen de afbeeldingen kleur.

Pingpongen

Nog studerend aan de Academie van Bouwkunst startte Hans van Beek in 1970 bij het architectenbureau van Schamhart, waar een ‘ervaren tekenaar’ werd gezocht. De voormalige gemeentearchitect was notoir lastig en halsstarrig. Als Hans van Beek de koppigheid van zijn leermeester had overgenomen was de Haagse Hogeschool nooit door atelier PRO gebouwd en was hem nooit de supervisie gegeven over het omringende Laakhavengebied. Hij begreep dat het in de dialoog met de opdrachtgever niet gaat om het winnen, maar om het op gang houden van een goede inhoudelijke discussie. Ook dat is kracht door wisselwerking.

woningen couperusduin ontwerp hans van beek en Sjoerd Schamhart

de locatie als inspiratiebron: als landschappelijke drager van Couperusduin (1975) werd de duinvoet gereconstrueerd die was verdwenen voor de bouw van de (in 1969 afgebroken) Alexanderkazerne

Een belangrijke erfenis van Schamhart werd de binnen PRO geoptimaliseerde aanpak met ontwerpkoppels. Een architectuurfilosoof zou het een ‘dialectisch ontwerpproces’ noemen, maar Schamhart sprak over ‘pingpongen’, de ontwikkeling van een plan door het over en weer terug te spelen tot het voldragen is. Het pingpongen bleek ook binnen PRO (1976) en atelier PRO (1978) levensvatbaar te zijn. Het werd voor Hans van Beek simultaan pingpongen en ergens halverwege wordt verteld dat dit uiteindelijk niet was vol te houden en vooral, hoe het verder ging.

HaAC en nog veel meer

Architect Theo Bosch stelde ooit dat ‘knokken voor de stad’ betekent levenslang elke ochtend vroeg opstaan, vol de schouders eronder zetten, op veel fronten tegelijk actief zijn en ook tegen een stootje kunnen. Hans van Beek is uit dergelijk hout gesneden. In 2011 trommelde hij zijn kornuiten van de illustere werkgroep Dooievaar op om het megalomane plan voor het Spuiforum te laten afblazen. Frappant genoeg was ruim veertig jaar eerder Dooievaar ontstaan uit een afstudeerproject, dat betrekking had op hetzelfde gebied. De stad is nooit af.

Knokken voor de stad betekende voor Hans van Beek niet alleen op de barricades staan, maar bijvoorbeeld ook opdrachtgevers overtuigen dat met toevoeging van woningen veel meer leefbaarheid kon worden gegenereerd. Bosch gaf zichzelf zo over aan de stad dat het hem vroegtijdig opbrak. Hans van Beek zorgde er voor dat hij bij tijd en wijle wat spanning op Terschelling kon ontladen om het allemaal vol te houden.

Natuurlijk kon hij er niets bij hebben, maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Zo trad hij toe tot het bestuur van de Berlagestichting en werd lid van de Haagse Welstandscommissie (die onder Theo Bosch zo’n glorieuze periode kende). Hij was een van de drijvende krachten achter de heroprichting van het eerder door Jan Brouwer gestichte Haags Architecten Café. Tijdens zijn voorzitterschap kreeg dat een bredere basis en met de nieuwe naam Haags Architectuur Café (HaAC) werd van alles georganiseerd: derde dinsdagactiviteiten als Pasklaar, rondleidingen, discussies en lezingen.

Hans van Beek raakte ook betrokken bij de oprichting van Wils&Co, het enige exclusieve platform voor alle Haagse architectuuractiviteiten dat de stad ooit heeft gekend. De stedenbouwkundige Jan de Graaf werd voorzitter en Hans van Beek was tot 2001 voorzitter van de programmaraad. Door gebrek aan financiële ondersteuning van de gemeente ging het landelijk bekende en zeer succesvolle platform Wils&Co ter ziele.

Van stoel tot stad

Kracht door wisselwerking schetst verschillende tijdsbeelden en de wijze waarop Hans van Beek en zijn medewerkers zich op het niveau van stedenbouw en architectuur manifesteerden. Niet zelden werd daarbij de stad als opdrachtgever beschouwd.

Het eerste hoofdstuk schetst een bewogen periode waarin Dooievaar door publieke en politieke steun veel ellende kon voorkomen. Eind jaren zestig bewoog de stad zich in een neerwaartse spiraal. Grote delen van het centrum leken op gebombardeerd gebied. De stoere term cityvorming betekende in wezen dat er geen antwoord was op het toenemend autoverkeer in relatie tot de grotendeels uitgediende infrastructuur uit de tijd van Berlage. Ook in de woonwijken werd de suburbanisatie door beleidsmakers en planologen zelf veroorzaakt.

Die tijd was fundamenteel voor de ontwikkeling van Hans van Beek als architect. Toen Couperusduin werd ontworpen was de Haagse woningnood gelenigd, vooral door galerijflats in montagestapelbouw. Mede door de toenemende flatneurose en het gebrek aan de menselijke maat werd de hoogbouw tamelijk radicaal afgelost door kleinschaligheid. Door dezelfde eenvormigheid nam de gemiddelde woonkwaliteit niet toe.

Net als de Forum-redactie in 1959 verrasten Schamhart en Van Beek vriend en vijand met een andere gedachte. Couperusduin was een alternatief in middelhoogbouw, met een ongekend hoge dichtheid, een extreem grote woningvariatie, maar wel in een groene ambiance. Het bijzondere woningbouwplan werd vreemd genoeg even onnavolgbaar als de Papaverhof.

De oplevering in 1975 viel samen met de eerste schermutselingen in de Haagse stadsvernieuwing, die Hans van Beek typeerde als stadsvernieling.  Tien jaar later vormde het vernieuwingsproject van de Katerstraat een kentering. PRO spreidde de vleugels en brak door in Amsterdam, en niet zo’n beetje ook. Entrepot West was een van de eerste herstructureringsprojecten in het Oostelijk Havengebied. Atelier PRO manifesteerde zich als een van de belangrijkste Nederlandse architectenbureaus van Nederland. De betrokkenheid in Amsterdam vond zijn neerslag in het gecompliceerde, beladen, grote stedelijke vernieuwingsproject van de VaRa-strook.

transformatie van Ludgerkerk naar Ludgerhof

van Ludgerkerk naar Ludgerhof (2006): binnenwanden van de kerk werden buitengevels van de woningen. Ook de kerkvloer bleef behouden (foto Peter de Ruig)

Maar er is veel meer. Gebouwtransformaties van op verkeerde momenten bevroren Rijksmonumenten, adrenalineverhogend bouwen in het buitenland en bewust ook kleine projecten. Er werd ‘van stoel tot stad’ ontworpen, om in de termen van Forum te spreken. Een parel is wat dat betreft de transformatie van Ludgerkerk tot Ludgerhof, met de voetnoot dat de beslissing tot sloop al was genomen. Hans van Beek knokte voor nieuw gebruik. De transformatie van de Meerpaal in Dronten was in zoverre vergelijkbaar dat ook hier het raadsbesluit tot sloop al was gepasseerd. PRO overtuigde de rijksbouwmeester en de betrokken minister dat het gebouw van Frank van Klingeren wel degelijk een tweede leven kon krijgen door een vernieuwingsoperatie met bescheiden aantasting.

Van Couperusduin tot Meander tekent zich een specifieke aanpak af van ontwerpopgaven: het gebruik van de locatie en context als inspiratiebron (bij het gebrek daaraan het bedenken ervan) en het zoveel mogelijk bij elkaar brengen van functies, maar wel zodanig gestructureerd dat ze elkaar niet frustreren. Ook wordt duidelijk dat typerende aspecten als meervoudig grondgebruik, energiezuinig en duurzaam bouwen feitelijk al aan de orde waren bij Couperusduin, om nog maar te zwijgen van de eigen huisvesting aan de Kerkhoflaan.

De verschijningsvorm heeft eveneens karakteristieken. Op stedenbouwkundig niveau is dat het grote gebaar, waarbij een zekere monumentaliteit de menselijke maat niet overspoelt maar juist een kader geeft. De bouwvolumes zijn altijd geprononceerd, met een zekere mate van spanning in de compositie door een scharnier, slinger, deuk of knik. Vooral voor de grotere projecten als Haagse Hogeschool en Meander geldt dat als stad in de stad eigen werelden zijn gecreëerd die introvert en extrovert tegelijk zijn en altijd in wisselwerking staan met het omringende landschap en de stad.

Bewaren

Bewaren

Leave a Comment

*