Tekst: Judith Schotanus.
‘De complexiteit van het vak en de eisen die aan architecten, stedenbouwkundigen, tuin- en landschapsarchitecten en interieurarchitecten worden gesteld zijn in de afgelopen decennia toegenomen. De aansluiting tussen onderwijs en praktijk loopt daarmee niet altijd in de pas. Om de kwaliteit binnen het vakgebied te verhogen moeten ontwerpers sinds 1 januari 2015 na hun afstuderen twee jaar een beroepservaringperiode volgen’, zegt Henk Döll, bestuurslid bij het Bureau Architectenregister. Hij roept alle bureaus op te investeren in de begeleiding van pas afgestudeerde ontwerpers. Zo kunnen zij ervoor zorgen dat de vakbekwaamheid van ontwerpers wordt bevordert.
‘Als chirurg mag je niet opereren wanneer je de juiste papieren niet hebt. Zo’n beroepsbescherming geldt’ volgens Döll, ‘niet voor ontwerpers, maar zij mogen zichzelf (of hun bureau) geen architect of stedenbouwkundige noemen als ze niet staan ingeschreven in het architectenregister. De Wet op de Architectentitel (WAT) regelt de titelbescherming, het beroep zelf is niet beschermd. Iedereen die vanaf dit jaar zijn diploma haalt als architect, stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchitect of interieurarchitect mag zich, door de wijziging in de wet, pas zo noemen nadat hij of zij twee jaar beroepservaring heeft opgedaan. Daarna kan de ontwerper zich inschrijven in het architectenregister.’
Extra kennis in de beroepservaringperiode
Sommige kennis kun je alleen in de praktijk opdoen en niet zozeer in een academische opleiding. In de opleidingen wordt bijvoorbeeld weinig aandacht besteed aan het bouwbesluit of de uitvoering van een project. Maar ook bedrijfsmatige aspecten zoals het opstellen van een offerte komen nauwelijks aan bod. ‘Ontwerpers moeten volgens de eindtermen van de beroepservaringperiode kennis en ervaring opdoen in alle fasen van het ontwerpproces, van opdracht tot en met de oplevering. Er is ook aandacht voor attitude, bedrijfsvoering en communicatie. Zo wordt de kwaliteit van ontwerpers beter gewaarborgd. In de meeste andere Europese landen is een beroepservaringperiode al langer verplicht. Maar ook in bijvoorbeeld de Verenigde Staten worden strenge eisen gesteld aan een traject na afronding van de academische studie. Door hier bij aan te sluiten kunnen architecten makkelijker in het buitenland werken of opdrachten verwerven, zonder dat hen restricties worden opgelegd,’ zegt Henk Döll.
Begeleiding door bureaus en mentoren
Het vinden van een werkkring binnen het vakgebied is op dit moment een groot probleem voor pas afgestudeerden. De banen liggen niet voor het oprapen. Willen deelnemers de beroepservaringperiode na twee jaar succesvol afronden, dan moeten ze gemiddeld 32 uur per week werken. De regeling is wel zo flexibel dat men er bij minder uren, langer over kan doen. Als ondergrens wordt 20 uur aangehouden. Naast werk heeft de deelnemer een mentor nodig. Deze helpt bij het opstellen van een persoonlijk ontwikkelingsplan, bespreekt regelmatig de voortgang en brengt zijn eigen kennis en ervaring over. Een leidinggevende collega bij het bureau waar de deelnemer werkt kan als mentor optreden, maar deze kan ook iemand anders uit zijn eigen netwerk vragen. Of kijken op Archined, waar een speciale marktplaats voor mentoren is ingericht. De enige eis die aan de mentor gesteld wordt is dat hij of zij zelf drie jaar staat ingeschreven in het architectenregister, in dezelfde discipline als de deelnemer.
Hun werknemer ontwikkelt zich meestal sneller
‘Van de bureaus (of bijvoorbeeld gemeenten) waar de deelnemer aan de beroepservaringperiode werkt, wordt wel de nodige inzet verwacht. Het is belangrijk dat de architect in spe meegaat naar de bouwplaats, inzicht krijgt in bedrijfsvoering en projectmanagement en tijd krijgt om de verplichte modules te volgen. Dat vraagt de nodige aandacht, maar het kost geen extra tijd om bijvoorbeeld op de terugweg van een vergadering te reflecteren op het verloop ervan,’ stelt Döll. ‘De bureaus profiteren ook van deze investering. Hun werknemer ontwikkelt zich meestal sneller, juist ook op andere aspecten dan de ontwerpvaardigheden en is eerder allround inzetbaar.’
Het is ook mogelijk als ZZP’er of met een eigen bureau deel te nemen aan de beroepservaringperiode. Er wordt nu immers steeds meer aan projecten gewerkt met wisselende combinaties van kleine bureaus en ZZP’ers. Ook op die manier kan men voldoende ervaring opdoen. Henk Döll: ‘In Rotterdam bestaat een netwerk van mensen die pas zijn afgestudeerd en met elkaar de beroepservaringperiode organiseren, Startruimte 010. Initiatiefnemers en begeleiders zijn een ervaren architect en een bouwkundig ingenieur.’
Inhoudelijke modules
Deelnemers aan de beroepservaringperiode moeten als aanvulling op hun werk ook inhoudelijke modules volgen. Ze kunnen een geïntegreerd traject volgen via het Professional Experience Programme (PEP-website) of naar eigen inzicht een traject samenstellen uit losse modules van verschillende aanbieders. Ook daarvoor biedt Archined een marktplaats. Hoewel het vakgebied de laatste jaren nogal in ontwikkeling is en zich ook verbreed heeft, mag de inhoud van de modules volgens Döll niet te ver buiten de discipline liggen. ‘Je kunt wel de grenzen van het vakgebied opzoeken, maar een cursus webdesign valt bijvoorbeeld buiten de eindtermen. Bovendien zie ik ook een tendens dat architecten weer een belangrijker rol krijgen in de uitvoering van het bouwproces. In Rotterdam loopt bijvoorbeeld een pilot waarbij architecten volledig verantwoordelijk zijn voor de bouwvergunning, inclusief de afgifte van de vergunning en het opleveringsdossier.’
Studentenprotest
Al sinds 2002 wordt er gediscussieerd over de beroepservaringsperiode en per 1 januari 2011 ging de gewijzigde Wet op de Architectentitel in, waarin is vastgelegd dat de beroepservaringperiode vanaf 2015 verplicht zou zijn. Toch kwamen de studenten die ermee te maken krijgen pas in juni 2014 met een petitie tegen de regeling. ‘Het bleek dat studenten slecht op de hoogte waren. De universiteiten hebben te weinig gedaan aan voorlichting,’ zegt Henk Döll. ‘Nu zijn we met de studenten in gesprek.’ Nadat veel onduidelijkheden zijn weggenomen zien ze de voordelen van de beroepservaringperiode. Terecht vragen de studenten aandacht voor de hoge kosten van het traject (modules en eindgesprek) en het gebrek aan werk. ‘Daardoor wordt er in de onderhandelingen voor de nieuwe CAO, waarbij het Architectenregister overigens niet betrokken is, gesproken over een inloopschaal voor deelnemers aan de beroepservaringperiode. Afgestudeerden mogen immers niet als stagiaire worden aangenomen. Tot op heden was nog niet goed vastgelegd dat bureaus als tegenprestatie voor een lager loon de kosten van de beroepservaring vergoeden. Ik hoop dat dit in de nieuwe CAO nu wel wordt opgenomen.’
Flexibiliteit
‘De regeling is redelijk flexibel opgezet, zodat veranderingen in het vakgebied kunnen worden opgevangen. Je kunt niet alles in regels vastleggen, wel de denkrichting sturen. Ook kan er daardoor ingespeeld worden op individuele deelnemers. Als presenteren je makkelijk afgaat hoef je geen extra cursus presentatietechniek te volgen. En als je tijdens een stage je uitgebreid verdiept hebt in bouwkosten, kun je daar vrijstelling voor vragen. Of als er op je eigen bureau nooit werktekeningen gemaakt worden, kun je tijdelijk ergens anders gaan werken.’ Een eerste punt voor de evaluatie van de beroepservaringperiode in 2017 heeft Henk Döll al gesignaleerd. Afgestudeerden mogen zich tijdens de beroepservaringperiode nog geen architect, stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchitect of interieurarchitect noemen. Vooral mensen met een eigen bureau en ‘ZZP’ers kunnen zich hierdoor minder goed profileren.’
Het gesprek met Henk Döll vond plaats op 26 februari 2015.
Recente reacties