‘Alles draait om community‘ – Adri Duivesteijn over de transformatie van de Schilderswijk

Tekst: Leo Oorschot.

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed RCE inventariseerde Post 65 architectuur. De bouwwerken uit grofweg de periode 1965-1990. Leo Oorschot sprak in oktober 2022 met Adri Duivesteijn over wat indertijd de grootste bouwput van West-Europa werd genoemd: de Haagse Schilderswijk. Voor Duivesteijn is de zelforganisatie en zelfbeschikking van de community, met een actiegerichte aanpak, altijd het vertrekpunt geweest. Ideeën die hij lang geleden ontleende aan de Amerikaanse activist socioloog en de vader van de samenlevingsopbouw Saul David Alinsky. Nu leest hij die weer terug bij de sociaalgeograaf Floor Milikowski. Haar boek ligt voor ons op tafel, vol gele post-its. Dit idee over community leidde tenslotte tot een geheel nieuw soort wijkontwikkeling, van CIAM naar New Urbanism.

Adri Duivesteijn: De community staat centraal, meer dan stedenbouw en architectuur die daaraan dienstbaar zijn. In 1968-69 ging ik samen met Wim Blok, de voorzitter van de Jongeren Actiegroep Schilderswijk JAS, naar de Sociale Academie. De Fleurop-actie in 1967 in de Schilderswijk opende indertijd mijn ogen. De bedoeling was om met planten en bloemen straten op te fleuren om zo achterstallig onderhoud en verpaupering te verzachten. Mijn vader had een schoenmakerij op de Statenlaan, maar we woonden in de Schilderswijk. Ik werd me bewust van de verschillen tussen wijken en zag dat het niet normaal was waar we woonden.

Figuur 1 Maquette van het bestemmingsplan Oranjeplein (Plan van Grijs naar Groen) uit 1968 voor de Schilderswijk waarbij stedelijke structuren, bestaande bebouwing en bewoners werden vervangen. Bron: AD

Haagse PvdA-wethouders aan het roer?

Er was een diepe weerzin naar de gemeente. Het plan Van Grijs naar Groen (1967) van PvdA-wethouder Hylkema was voor de Schilderswijk en haar bewoners rampzalig. Bewoners en gebouwen moesten wijken. Onteigeningen en sloop leidden tot grote kale gaten en dichtgetimmerde huizen. De Schilderswijk moest volgens de gemeente worden opgeschoond, maar ze liet huisjesmelkers haar verpauperen. De kapitaalkrachtige bewoners vertrokken. Voor de JAS was de toestand vooral een politieke kwestie die ook politiek moest worden beslecht.

In 1970 werd ik lid van de PvdA en in 1975 kwam ik in de gemeenteraad. Hylkema was in 1970 opgevolgd door PvdA-wethouder Nuij die bouwen-voor-de-buurt met betaalbare woningen introduceerde. Ook voor mij was toen vooral de rehabilitatie van de Schilderwijk en de andere oude wijken belangrijk. Ik liep daar met verbazing rond. Waarom moest alles gesloopt worden? Dat kon toch ook op een andere manier. Als alle binnenterreinen werden gebruikt voor bedrijven, dan was dat het leefbaarheidsprobleem. Dan kon je daar wat aan doen. De verpaupering en achterstallig onderhoud, kon ook zonder sloop worden aangepakt.

Nuij was wethouder in een overgangsperiode: van het tijdperk cityvorming en suburbanisatie naar bouwen-voor-de-buurt. Er waren inmiddels volksopstanden in Amsterdam en Rotterdam, ook in Den Haag groeide het verzet. Wij als jonge nieuwe raadsleden steunden Nuij niet. Hij had een grote wethouder kunnen zijn, hij zag wel dat het anders moest maar kon niet zien hoe dat moest. PvdA-wethouder Hardon volgde hem op in 1976 maar kreeg geen greep op de stadsvernieuwing. In 1975 schreef ik met collega raadslid Joop ten Velden de ontwerpnota Stadsvernieuwing in Den Haag. Hierin werden voor het eerst de contouren van de Haagse stadsvernieuwing geschetst.

Figuur 2 Luchtfoto uit 1979 met helemaal boven het intieme en fijne stedelijke weefsel van de Van Ostadehofjes, midden de superbouwblokken van De 444, daaronder de traditionele structuur van de Schilderwijk waarbij het slotenpatroon was gevolgd in de negentiende eeuw. Bron: Haags gemeentearchief, fotograaf Dienst Stadsontwikkeling.

Figuur 3a en b Foto links De 444 door Van Randen en Van Schagen, links uit 1977 en rechts uit 1976. Bron: Haags Gemeentearchief, fotograaf Diens Stadsontwikkeling.

Figuur 4a en b Plan Gort- en Slijpmolen door architect Leo de Jonge, links uit 1985 en rechts 1979. Bron: Haags Gemeentearchief, fotograaf Dienst Stadsontwikkeling.

Bouwen-voor-de-buurt maar zonder parkeerkelder en allerlei voorzieningen

Met het Plan De 444 (1973-76) aan de Jacob Catsstraat van de architecten Age van Randen en Henk van Schagen bereikte Nuij een doorbraak met bouwen-voor-de-buurt. Parallel daaraan werd er begonnen aan Plan Gort- en Slijpmolen (1973-76) tussen het Oranjeplein en Groenewegje van de architect Leo de Jonge. De start van de Haagse stadsvernieuwing was een feit. Maar, als je het Plan 444 goed bekijkt was dat een uitgekleed naoorlogs plan in de CIAM-traditie, moderne flats met een strak uiterlijk en platte daken. In plaats van de hoge flats kwamen hier nu lage flats. Plan Oranjeplein en het Plan rond de Van Ostadehofjes startte rond 1976 in de periode van Hardon en pas in 1981 werd er begonnen met de bouw. Ook Plan Falckstraat en Plan Van Ravensteinstraat werden in deze periode ontwikkeld.

Al deze plannen waren een totale ontkenning van de historische structuur van de bestaande stad. Ogenschijnlijk werd er wel aangesloten op het beeld met baksteen en schuine daken die pas bij de bebouwing rond de Van Ostadehofjes werden doorgevoerd. Maar voor mij was dat toch iets wat ik niet wilde. Op zichzelf kan dat, maar dan moet je wel kwaliteit leveren. Dit zijn gewoon monolieten blokken met veel woningen. De communicatie met de stad ontbreekt. Deze grote bouwblokken werden alleen nog binnen hoofdstraten gebouwd en de fijnmazige stedelijkheid van vroeger was verdwenen.

Het was de tijd dat woningcorporaties met hun eigen architecten een machtige positie hadden. Zo wilden wij vanuit de gemeente parkeren onder de gebouwen en een zekere menging van functies en voorzieningen. In het Falckstraatcomplex bijvoorbeeld winkels op de hoeken. Later ontdekte ik dat de corporatie de winkels in de vorm van een ‘woning’ had laten ontwerpen. Ook in Het Klaverblad aan de Jan de Baenstraat had de architect Andries van Wijngaarden op hoeken carports gemaakt die zo weer tot woningen konden worden verbouwd. Pas met het Plan Oranjeplein werden voorzieningen en een parkeergarage opgenomen in de plannen zodat het daadwerkelijk een centrum van voorzieningen werd in de wijk.

Figuur 5 Plan Oranjeplein van de stedenbouwer J. Kuipers was een noviteit met vijf architectenbureaus parkeerkelder, basisscholen, kinderdagverblijf, multifunctioneel gebouw, sporthal, sociaal cultureel centrum en de combinatie wonen met winkels. Bron: De Architect 13-10-1981, Janny Rodermond.

Daarover ontstond een confrontatie met Van Wijngaarden. Je zegt het goede voor te hebben met de bewoners, maar feitelijk ben je een nieuwe achterstand aan het maken. Je creëert zo wijken die naar de toekomst opnieuw onleefbaar zullen zijn. Woningcorporaties en hun architecten zoals Henk Reijenga, Henk Klunder, Leo de Jonge, Andries van Wijngaarden hadden de inspraak wel hoog in het vaandel staan maar in hun plannen ontkenden zij de karakteristieken van de bestaande wijken. Pas in 1980 kon ik als wethouder werkelijk de bakens verzetten maar veel plannen waren toen al in uitvoering. Ik voelde steeds meer dat het anders moest.

Figuur 6 Punt en Komma in het stedelijk weefsel ingepast. Foto: Alessandra Chemollo, http://alessandrachemollo.it

Figuur 7 Een lokaal type woningen met open trappenhuizen, grote ramen, rood baksteen en wit pleisterwijk refereren naar de lokale negentiende-eeuwse architectuur. Foto: Alessandra Chemollo, http://alessandrachemollo.it

Figuur 8 De Punt en Komma binnen de stedelijke structuur ingepast. Bron is onduidelijk, vermoedelijk Geurst & Schulze architecten die het project van Siza hebben gerealiseerd.

De Punt en Komma: schaal en karakter weer terug in de wijk

Daarna besloot ik het anders te gaan aanpakken. Dat leidde in 1984 tot de Kampagne Stadsvernieuwing als Kulturele Aktiviteit. Met De Punt en Komma van de Portugese architect Alvaro Siza en Katerstraat van Atelier PRO werd de samenhang tussen de bestaande stad met nieuwbouw weer gerehabiliteerd. Zichtlijnen, straatprofielen, portieken en materialen werden weer in samenhang gebracht met de bebouwing daaromheen. Siza leerde Haagse architecten binnen de bestaande bebouwingsstructuren te denken en oplossingen te zoeken in de organisch gegroeide structuren van de stad. Punt Komma en de Katerstraat zijn op maat gemaakt, passend in het stedelijk weefsel. Voor Punt en Komma werd er gesproken met bewoners met een mediterrane achtergrond.

Ook in het tweede deel van de stadvernieuwing in de Schilderswijk rondom het Van der Vennepark is veel vervangen maar is toch het karakter in samenhang met de oorspronkelijke Schilderswijk gebracht. Ik vind de Parallelweg een illustratie van de eerste fase in de stadsvernieuwing waarin ieder bouwplan een incident is. Na de Punt en Komma wordt alles anders. Het stedenbouwkundig plan van Jo Coenen voor de Vailiantlaan is een logisch vervolg op de aanpak die Siza heeft geïntroduceerd. De essentie is dat je niet alleen maar bezig bent met het produceren van betaalbare woningen in grote blokken maar dat je in feite vormgeeft aan buurten en wijken waarbinnen de bewoners een gemeenschap kunnen vormen. Een stedenbouw waarin de oorspronkelijke bebouwingsstructuren worden gerespecteerd en gemoderniseerd is daar dienstbaar aan.

Community als vertrekpunt

Als wij nu spreken over één miljoen woningen hebben wij het opnieuw niet over wat voor soort samenleving wij willen hebben, zoals Alinsky en Milikowski dat stellen. Bewoners, of anders gezegd de burgers spelen daarin geen actieve rol. Opnieuw gaat het weer om een beleid waarin van bovenaf de institutionele partijen worden ingezet om heel veel woningen te produceren. De bouwwereld is met haar eigen logica bezig met productie en waarde creatie. Ik zou het beter vinden wanneer wij in het woningbouwbeleid weer aandacht geven aan een samenlevingsopbouw die primair dienstbaar is aan vorming van communities.

Foto boven: beeld uit filmIntuition, zoektocht naar Stadsvernieuwing als Kulturele Aktiviteit’ van Marit Geluk

Leave a Comment

*