In Den Haag ontstaat een nieuwe ruimtelijke tweedeling

Kaart door Roos Berendsen

Tekst: Judith Schotanus

De laatste jaren schieten er steeds meer succesvolle kleinschalige initiatieven van Haagse bewoners en ondernemers uit de grond. Uit het onderzoek ‘Den Haag nieuwe stijl‘ van Roos Berendsen naar bottom-up projecten met een fysiek ruimtelijke component, blijkt dat de grond in Den Haag niet overal even vruchtbaar is. De kaart met initiatieven die zij maakte vind ik fascinerend. De Laan van Meerdervoort deelt de stad van oudsher op in rijk (op de zandgrond) en arm (op het veen). Deze kaart laat een andere tweedeling zien.

Voorbeelden van projecten van onderop zijn een bamboetuin waar lokaal biomassa wordt geproduceerd, een moestuin met een duurzaam paviljoen, realisatie van tijdelijke werkplekken in leegstaande kantoren, guerrilla gardens, projecten om energie te besparen, surfdorp FAST en het Stagehuis in de Schilderswijk. Als eerste valt op dat de meeste initiatieven wortel schieten in de zone Scheveningen, centrum en Binckhorst, haaks op de Laan van Meerdervoort. Er zullen vast een paar initiatieven niet op de kaart staan. En waarschijnlijk zijn er ook wel informele projecten die niet algemeen bekend zijn. Maar dat verklaart nog niet het grote verschil tussen de Haagse wijken. Het is opvallend dat er in de woonwijken aan de randen van de stad nauwelijks projecten zijn. Een aantal wijken is misschien kwalitatief zo goed dat er geen aanleiding is voor initiatief, maar dat geldt niet overal. De bottom-up projecten komen echter voornamelijk tot stand in de belangrijkste economische zone van de stad met veel oudere gemengde wijken waar zowel gewoond als gewerkt wordt. Per wijk zijn er verschillende combinaties van redenen waarom daar juist veel of weinig initiatieven te vinden zijn. Het gaat vooral om de sociaaleconomische positie van bewoners en ruimtelijke factoren, maar ook de aanwezigheid van kleine (creatieve) ondernemers lijkt van belang.

kaart_den-haag-nieuwe-stijl_initiatiefnemers

TNS Nipo noemt in hun onderzoek vier soorten wijken: met actieve welgestelden, passieve welgestelden, actieve armen en passieve armen. In de arme wijken zijn bewoners het minst geneigd zich voor hun leefomgeving in te zetten. Maar zelfs als de wil aanwezig is en het eerste idee is geboren, moet het buurtinitiatief nog daadwerkelijk uitgevoerd worden. Daarvoor zijn het netwerk en de sociaaleconomische positie van de betrokkenen belangrijk. Uit het onderzoek van Berendsen blijkt bijvoorbeeld dat bij verreweg de meeste geslaagde projecten van onderop een bewoner of ondernemer betrokken was, die nauwe banden had met de gemeente en daardoor het project vlot kon trekken. Veel initiatieven startten met een gemeentelijke subsidie, maar ook voor de manier waarop je met regelgeving moet omgaan is het juiste contact met de gemeente belangrijk.

Verder valt op dat een groot deel van de Haagse initiatieven door kleine ondernemers getrokken wordt. Behalve over professionele expertise beschikken zij over de benodigde tijd die bewoners vaak niet hebben. Een blik op de kaart van Berendsen leert dat ondernemers vooral actief zijn in delen van de stad waar bewonersinitiatief minder vanzelfsprekend is, zoals de Binckhorst en Laakhaven. In deze gebieden zet de gemeente Den Haag in op organische ontwikkeling. Die strategie lijkt goed te werken. Meer buurten zouden zo’n steuntje in de rug van de gemeente kunnen gebruiken, in de vorm van een visie en een paar (kleine) speerpunt projecten.

Per wijk is er een andere aanpak voor de ondersteuning van bottom-up initiatieven nodig

In wijken zoals Moerwijk, die niet over voldoende ‘actieve welgestelden’ beschikken, fungeren ondernemers als trekkers van bewonersprojecten. Draagvlak in de buurt is dan volgens het onderzoek van Berendsen nog steeds een belangrijke voorwaarde voor succes. In levendige gemengde gebieden weten bewoners en ondernemers elkaar makkelijker te vinden dan in een woonbuurt. Een omgeving met meer winkels, cafés en andere ontmoetingsplekken versterkt de sociale samenhang in de wijk.

Nu de gemeente Den Haag initiatief van haar inwoners wil steunen, moet zij zich realiseren dat wijkverbetering op deze manier niet in gelijke mate in heel Den Haag tot stand komt. Wijken in de stad verschillen van elkaar in ruimtelijk en sociaaleconomisch opzicht. Per wijk is er een andere aanpak voor de ondersteuning van bottom-up initiatieven nodig en deze moet zich behalve op bewoners ook richten op kleine ondernemers. Faciliteren is maatwerk.

Lees ook de inspirerende verhalen van pionierende Hagenaars op Stadmakers.nl

Leave a Comment

*